Nee, dit is geen complottheorie. Een belangrijk aantal van de genetisch gemodificeerde gewassen die toegelaten zijn in ons voedsel en veevoer, bevat zogenaamde Bt-insecticiden. Deze zijn ingebouwd in maïs, katoen en soja, zodat de boer er niet meer mee hoeft te spuiten: dat is het doel van dit type gentechgewassen. Die worden verwerkt in ons voedsel, bijvoorbeeld als maïsmeel, katoenzaadolie of sojavezels. Het insecticide wordt er niet eerst uitgehaald. Dat is eigenlijk vreemd, want als er gespoten is met een insecticide, moeten de bedrijven die de planten verwerken, het insecticide wèl zorgvuldig verwijderen. Als het erìn zit, hoeft dat ineens niet meer.
In de EU moet de producent van het gewas, het zaadbedrijf, zelf onderzoeken of het veilig is voor consumptie. De Europese Voedselveiligheidsautoriteit (EFSA) controleert dan of het bedrijf dat goed gedaan heeft. De zaadbedrijven constateren geen probleem en de EFSA heeft groen licht gegeven voor 148 Bt-maïs, -katoen en -sojavariëteiten. Dit onderzoek voldoet echter niet aan de wetenschappelijke (toxicologische) norm voor voedselveiligheidsonderzoek: je moet het gewas minstens twee jaar onder gecontroleerde omstandigheden aan proefpersonen, of minstens proefdieren, voorzetten. De EFSA verlangt dit niet van de producenten. Op zijn best doen die drie maanden consumptieonderzoek, maar vaak doen ze helemaal geen consumptieonderzoek.
Er is weinig onafhankelijk onderzoek, maar dat laat wel afwijkingen zien aan verschillende organen bij diverse proefdieren die Bt-gewassen gevoerd krijgen. Bekend zijn de opgezwollen baarmoeders bij varkens die Bt-maïs krijgen: zowel boeren als wetenschappers komen dit tegen. Ook het uitgebreide onderzoek van Séralini liet zien dat ratten die twee jaar lang gentechmaïs aten, afwijkingen aan uiteenlopende organen opliepen. Maar de EFSA negeert het onafhankelijke onderzoek. Ook het RIKILT, dat in Nederland over de veiligheid van gentechgewassen gaat, heeft Bt-gewassen nog niet onderworpen aan consumptieproeven van twee jaar.
Dat wij er zelf weinig van merken, is verklaarbaar: in de EU krijgen vrijwel alleen dieren deze planten te eten. De voedselindustrie gebruikt in de producten die rechtstreeks voor ons bestemd zijn, niet of hoogst zelden gentechbestanddelen – omdat het dan op het etiket moet staan, en dat hebben de bedrijven niet graag. Maar het mag wel. (Als je goed zoekt, kun je het in de supermarkt heel af en toe vinden: kijk in het ingrediëntenlijstje; bij het betreffende ingrediënt staat dan “genetisch gemodificeerd”.)
De hamvraag is voor mij eigenlijk: waarom wordt het normaal gevonden dat wij insecticiden eten? Het is al vreemd dat dat omgebogen wordt tot de vraag: is het veilig? Ik vind het hoog tijd voor onafhankelijk, wetenschappelijk verantwoord onderzoek naar de vraag: Wat zijn de gevolgen van de consumptie van de insecticiden die in toegelaten Bt-gewassen aanwezig zijn, voor mens en dier?
Diederick Sprangers, Nijmegen