Aan:
De staatsecretaris van Infrastructuur en Milieu
Mevrouw Sharon Dijksma
Postbus 20901, 2500 EX Den Haag

De staatsecretaris van Economische Zaken
De Heer Martijn van Dam
Postbus 20401, 2500 EK Den Haag

De minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Mevrouw Edith Schippers
Postbus 20350, 2500 EJ Den Haag

Cc. Voorzitter Gezondheidsraad
Postbus 16052, 2500 BB Den Haag
Cc. Voorzitter COGEM
Postbus 578, 3720 AN Bilthoven
Cc. Directeur RIKILT Wageningen UR
Postbus 230, 6700 AE Wageningen 
Cc. De heer T. Teunissen, griffier van de Vaste Kamercommissie voor Volksgezondheid Welzijn en Sportcie.vws@tweedekamer.nl
Cc. Mevrouw M. Franke, griffier van de Vaste Kamercommissie voor Economische Zakencie.ez@tweedekamer.nl
Cc. Mevrouw mw. L. Tijdink, wnd griffier Vaste kamercommissie voor Infrastructuur en Milieucie.im@tweedekamer.nl

Amsterdam, 3 november 2016

Geachte mevrouw de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,
mijnheer de staatssecretaris van Economische Zaken,
mevrouw de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Hierbij stuur ik u, mede namens enkele hierna te noemen collega’s, een in de bijlage toe­gelichte reactie op uw brief aan mij en mijn collega’s van 14 maart 2016 over ons voorstel om het microbioom op te nemen bij de risicobeoordeling van genetisch gemodificeerde or­ganismen. Uw brief was een reactie op ons voorstel van 4 januari 2016 over de rol van het microbioom. Wij hebben de reactie van staatssecretarissen Dijksma en Van Dam van 14 maart 2016 zeer op prijs gesteld en geven hierbij enkele aanvullende opmerkingen en sug­gesties voor onderzoek. Het heeft ons bevreemd dat wij geen reactie ontvingen van of na­mens minister Schippers terwijl een aantal van onze voorstellen op haar beleidsterrein be­trekking hebben.

Evenals onze voorgaande brief is deze brief ook in cc toegezonden naar uw adviesorganen op dit gebied en de betreffende Commissies van de Tweede Kamer. U ontvangt de brief ook per post.

Mede namens
Jan Diek van Mansvelt, voormalig bijzonder hoogleraar biologische landbouw, auteur.
Diederick Sprangers, biochemicus Stichting Genethica.
Bastiaan C.J. Zoeteman, Bijzonder hoogleraar duurzame ontwikkeling, Tilburg University, voormalig voorzitter COGEM.

Hoogachtend,
Arie Bos
huisarts n.p.
Osdorperweg 870
1067 TD Amsterdam
Email: arieb25@planet.nl

Bijlage

Reactie op brief staatssecretaris Dijksma (14 maart 2016) over betrekken microbioom bij GGO risicobeoordeling

3 november 2016

  1. Op 4 januari werd door mij en drie collega’s een brief aan de verantwoordelij­ke bewindslieden van Infrastructuur en Milieu, Economische Zaken en Volks­gezondheid, Welzijn en Sport gestuurd over het betrekken van het microbi­oom (het eigen ecosysteem van microbiota, zoals bacteriën en schimmels,  op en in mensen, dieren en planten) bij de risicobeoordeling van genetisch ge­modificeerde organismen (GGOs). Dit achten wij belangrijk omdat langs deze weg mogelijke ecologische en gezondheidseffecten voor dier en mens kunnen optreden.
  2. Op 14 maart heeft staatsecretaris Dijksma van Infrastructuur en Milieu, in overeenstemming met staatsecretaris Van Dam van Economische Zaken, een reactie gestuurd nadat zij advies over het voorgestelde had ingewonnen bij het RIVM. Daarvan heeft de heer Van Dam tevens o.a. de Commissie Econo­mische Zaken van de Tweede Kamer, die daarom had gevraagd, in kennis ge­steld.
  3. Mijn collega’s en ik zijn verheugd met de expliciete mededeling van de beide bewindspersonen dat zij van mening zijn dat het microbioom onderdeel uit­maakt van de af te wegen risico’s bij toelating van GGOs. In onze ogen is dat een stap vooruit, omdat dit nu expliciet wordt gemaakt.
  4. Wij hebben tevergeefs gezocht naar onderzoeksliteratuur of adviezen waar het microbioom als element bij de risico beoordeling aan de orde is geweest. Wij zouden het toejuichen als daarvan door u voorbeelden kunnen worden ge­noemd, zodat de wijze waarop dit onderdeel uitmaakt bij de risicobeoordeling verder kan uitkristalliseren.
  5. Wij hebben geconstateerd dat op het gebied van het effect van GGOs en daarbij toegepaste bestrijdingsmiddelen op de gezondheid van de mens, zoals door ons geadresseerd in onze brief van 4 januari 2016, door de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport nog niet is gereageerd. Wij zouden het zeer op prijs stellen als dit alsnog zou gebeuren.
  6. In de praktijk is het gebruik van bepaalde herbicideresistente GGO gewassen (bijvoorbeeld glyfosaatresistente) onlosmakelijk verbonden met het gebruik van de beoogde herbiciden. De beoordeling van schadelijke effecten van deze bestrijdingsmiddelen wordt los van de risicobeoordeling van het GGO gedaan. Maar in de praktijk gaat het om het integrale effect van gg-gewas en bijbeho­rend bestrijdingsmiddel op mens en milieu. Wij stellen daarom voor om in het vervolg de advisering over de risicobeoordeling van dergelijke gewassen ook integraal door COGEM en CTGB gezamenlijk te laten plaatsvinden.  
  7. Wij wijzen graag op enkele voorbeelden van wetenschappelijke literatuur (bij­gevoegd) die suggereren dat gg gewassen een risicovolle invloed op bepaalde microbiomen hebben. Het RIVM maakt in zijn brief enkele keren het voorbe­houd dat er slechts nader onderzoek naar dergelijke effecten gedaan wordt als uit de literatuur een concreet causaal verband bekend is tussen een GGO-eigenschap en een effect op een microbioom. Het voorzorgbeginsel vereist onzes inziens echter dat er niet pas met een risico rekening gehouden wordt als bewezen is dat het bestaat, maar juist als er redelijke aanwijzingen zijn.
  8. Tenslotte juichen we het toe dat er gelegenheid is voor nader onderzoek. In dit verband stellen wij u voor daarbij in ieder geval aandacht te besteden aan twee thema’s:
    • Proefdieronderzoek waarin de dieren gg-gewassen, zoals die in de praktijk geoogst worden, gevoederd krijgen en waarbij eventuele ver­anderingen van het microbioom van de dieren en het effect van hun mest op het bodemecosysteem worden onderzocht;
    • Humaan onderzoek in een land waar het eten van gg-voedsel wijdver­breid is, zoals in de VS, naar effecten op het microbioom, met daarbij aandacht voor restgehalten aan het gebruikte bestrijdingsmiddel in het gg-voedsel.

Arie Bos, huisarts n.p., auteur; Jan Diek van Mansvelt, voormalig bijzonder hoogleraar biologische landbouw, auteur; Diederick Sprangers, biochemicus, Stichting Genethica; Bastiaan C.J. Zoeteman, Bijzonder hoogleraar Duurzame ontwikkeling, Tilburg University, voormalig voorzitter COGEM.